Naast gezinnen zijn vooral overheden grondeigenaars

Marktconforme vergoeding niet alleen billijk maar noodzakelijk

Begin volgend jaar zal het Vlaams Parlement stemmen over het bouwshiftakkoord van de Vlaamse regering. Dat akkoord voorziet in de marktconforme vergoeding tegen venale waarde voor eigenaars van bouwgronden. Die beslissing is noodzakelijk om het draagvlak voor de bouwshift te vrijwaren. Bovendien gaat het niet om speculanten, maar overwegend om gezinnen.

In Vlaanderen maken particulieren bijna 70% uit van de grondeigenaars. Daarbij gaat het vooral om huishoudens met één perceel als reserve voor de kinderen of als appeltje voor de dorst. Voorts zijn de verschillende overheden gezamenlijk de voornaamste grootgrondbezitters.

Gezinnen en eigenaars met een (snipper)perceel zijn niet het gevolg van toeval. Zij hebben geïnvesteerd, geschonken, geërfd enz. conform een juridisch kader dat al decennia schaarste in de hand werkt. Bij elke overdracht hebben de nieuwe eigenaars telkens bijdragen aan de overheid betaald op basis van de venale of marktconforme waarde. En die waarde stijgt vanwege de toenemende schaarste.

Bij het aantasten van het eigendoms- of gebruiksrecht is dan ook een billijke schadevergoeding aangewezen die gelijk staat aan de venale of marktconforme waarde.

opvulperceel

Marc Dillen van Embuild Vlaanderen

“Respect voor het eigendomsrecht en het voorzien van een billijke, marktconforme vergoeding bij het aantasten van dat recht, is nodig om draagvlak te vinden voor de bouwshift. Je kan dat basisrecht niet zomaar naar believen uithollen. Want het gaat om een voorwaarde om particulieren en ondernemers in de toekomst nog überhaupt aan te zetten tot investeringen in nieuwe projecten die hoognodig zijn om maatschappelijke noden aan te pakken rond o.a. wonen, energie-efficiëntie en waterhuishouding”, aldus Marc Dillen van Embuild Vlaanderen.

Naast gezinnen hebben vooral overheden zelf bouwgronden

Uit een overzicht van de Vlaamse overheid blijkt dat naast de 67% particulieren er verschillende grote eigenaars zijn die bouwgronden in handen hebben. Bij de rechtspersonen nemen de overheden de grootste hap uit de bouwgronden. Het gaat om 13,1% van het totaal. Immobiliën en bouwbedrijven zijn eigenaar van 8,2%.

De totale reserve van om en bij de 43.000 ha gaat om percelen die binnen en buiten bestaande woonomgevingen liggen. Zo bedraagt de mogelijke impact van nieuwe woningen op bijkomend ruimtebeslag minder dan 23.000 ha (bron: recente studie Hogent). Ook omvat dit bijna 9.800 ha aan woonuitbreidingsgebieden (WUG) die lokale besturen nu tot 2040 onder een stolp kunnen plaatsen. Heel wat percelen zijn bovendien moeilijk te ontsluiten omdat ze o.a. als achterliggende tuinen fungeren, in gebruik zijn van jeugdbewegingen, sportclubs enz. Want gronden met de bestemming wonen hebben bij uitstek een multifunctioneel karakter en ook is er een overlapping met kaarten/beperkingen uit andere beleidsdomeinen waardoor de effectieve reserve een stuk beperkter is dan blijkt uit deze data.

locatie_locatie_locatie__

Het belang van goedgelegen bouwgronden

Tegen 2030 verwachten we meer dan 151.000 bijkomende gezinnen. Tegen 2050 zijn er meer dan 400.000 bijkomende huishoudens. Embuild Vlaanderen wijst daarom op het belang van goedgelegen bouwgronden. Om verdichting te stimuleren dienen lokale besturen voldoende en divers aanbod in kernen te stimuleren. Maar ook daar zijn beperkingen aan verbonden.

Daarom kan het voor lokale besturen van belang zijn om goedgelegen gronden te activeren. Dat maakt deel uit van een positief woonbeleid conform het beleidsplan ruimte Vlaanderen.

ruimte in Vlaanderen

Marc Dillen van Embuild Vlaanderen

“Parallellisme is een belangrijke leidraad in de bouwshift. Het verdichtingsritme en het al dan niet neutraliseren van bouwgronden dienen op elkaar afgestemd te zijn. Om voldoende grondgebonden woningen en de betaalbaarheid voor huishoudens te vrijwaren, is het van groot belang dat er een schaarse voorraad aan bouwgronden voorhanden blijft. Lokale besturen zijn het best geplaatst om de woonbehoeften in kaart te brengen”, zegt Marc Dillen.